15.

Mijn leerlingen zijn kneusjes.
Ik zeg het niet graag, maar mijn klasje bestaat echt uit… losers.
Sportdag is inmiddels begonnen en het is groep 8A tegen groep 8B, mijn groep dus, en we zijn hartstikke aan het verliezen. Het enige voordeel wat ik me kan bedenken is dat Allert in mijn team zit. Dat is trouwens alleen maar zo omdat Akky in mijn klas zit, niet omdat Allert mij graag in zijn team wilde hebben (wat ik me zo voor kan stellen). Hugo is scheidsrechter zodat hij zijn neutrale status kan behouden; maar we weten allemaal dat hij eigenlijk gewoon niet mee wil doen aan de belachelijke spelletjes die hij zelf heeft bedacht. Het sportparcours ligt in ‘Speelnatuur’ de speeltuin op Tiengemeten. Een hoop dingen waren dus al aanwezig; zo kunnen de kinderen op een vlot ronddobberen en kunnen ze als varkentjes in een plas modder spelen. Hugo heeft slechts nog wat dingen aan het parcours toegevoegd die het nóg erger maken. Vlahappen. Skippyballen met een dienblad in je handen.
Ik bedoel: serieus?

En als je soms denkt dat kinderen fanatiek zijn; dan ken je Victor nog niet. Hij kan niet tegen zijn verlies. Kan niet eens een potje Monopoly afmaken zonder te stampvoeten als hij dreigt te verliezen. Om nog maar te zwijgen over Anna, ook al hebben haar intenties niets te maken met het spel winnen; maar met Allert voor zich winnen.

Het doel van het parcours is om het zo snel mogelijk en foutloos af te leggen (als je je dienblad laat vallen of je skippybal verliest moet je opnieuw)  en je hele team aan de overkant te krijgen. Aan de overkant van het water heeft Hugo een vlag verstopt en verandert het spel in een soort levend Stratego. Ik ben zojuist drie keer heen en weer gehupst met de skippybal en nu kunnen we ein-de-lijk verder naar het volgende onderdeel. Wat zowaar nog erger is.
Mijn leerlingen beginnen uitgelaten te gillen. Jens trekt zijn shirt uit en duikt op zijn buik van de bemodderde helling af. ‘Jens, kijk uit!’ roep ik hem nog na. ‘Dadelijk bezeer je je!’
Maar hij schuift al weg en belandt in een enorme poel modder. Ik slik. ‘Moeten wij dat ook doen?’
‘Ik wilde jou hetzelfde vragen,’ antwoordt Allert, die al evenmin op modderplassen is gekleed  als ik. De kinderen springen één voor één naar voren en glijden dan gillend van plezier naar beneden. Het moment dat het mijn beurt om te gaan is komt steeds dichterbij. Getver. Ik haat Tiengemeten. Plots klinkt er een hoop gegil achter ons en zien we groep 8A naderen met Anna en Victor aan kop. ‘Wij gaan winnen!’ roept hij kleuterlijk enthousiast en glijdt naar beneden met een paar van zijn leerlingen in zijn kielzog. Anna heeft een gemenere tactiek. Ze stapt bezorgd, maar zelfverzekerd, op Akky af en vraagt: ‘Gaat het, liefje? Durf je niet?’
Akky schudt haar hoofd. ‘Maar dan gaan we verliezen.’
‘Zal ik met je meegaan?’