1.

Toegegeven: mijn ambitie lag nooit bij het leraarschap.
Maar ik ben docente geworden om alle goede redenen; ik leid de toekomst van morgen op. Ik geef iets mee aan de kinderen van morgen. En natuurlijk trok het vak me aan vanwege alle vakantiedagen. Dat was eigenlijk de voornaamste reden om mijn dagen te slijten binnen de muren van een basisschool.
En dat terwijl ik een hekel heb aan school.


Ik heb een hekel aan de mengelmoes van geuren die in de klaslokalen hangt (urine, limonade en lijm), ik heb een hekel aan de gymlessen die ik moet organiseren (elke week een spelletje trefbal wat mijn leerlingen zelf uit mogen vechten) en ik heb bovenal een hekel aan schoolreisjes. En toch sta ik hier, kinderen te tellen die één voor één in de bus zijn verdwenen, op weg naar Tiengemeten. Ik dacht dat het een verloren Waddeneiland was en probeerde met behulp van het ezelsbruggetje ‘TV-TAS’ uit te vogelen waar het lag, totdat mijn baas Hugo, directeur van de basisschool, in lachen uitbarstte en me verzekerde de topografielessen aan Anna over te laten. Blijkt dus dat Tiengemeten, nadat ik het ietwat gegeneerd aan Anna had gevraagd, bij Rotterdam ligt. Althans dat zegt ze, maar de werkelijkheid is dat we de verkeersborden met ‘Rotterdam’ al een kwartier geleden zijn gepasseerd en dat Hugo niks van haar verkeerde inschatting heeft gezegd. Niet dat hij haar niet aan wil spreken. Elk mannelijk organisme op deze aardbodem wil een praatje maken met Anna (en vermoedelijk nog veel meer). Anna daarentegen heeft alleen oog voor Allert, de vader van Akky, die sinds kort weg is bij zijn vrouw Milou. Als je nu denkt dat ik heel betrokken ben bij het privéleven van mijn leerlingen, dan heb je het fout. Ik weet dit toevallig omdat iedereen het weet. Het is een bekend gegeven zoals het feit dat de zon opkomt in het oosten.

Ik slaak een zucht en zak onderuit in mijn stoel. Even sluit ik mijn ogen en negeer het uitgelaten gegil van de kinderen waar ik eigenlijk iets van zou moeten zeggen.
‘Lieve Vieve, ik weet dat je niet slaapt.’ Victor komt wankel aangelopen en houdt zich angstvallig vast aan de stoelen terwijl hij zijn weg vervolgt door de rijdende bus. ‘Je kan niet mij al het werk laten terwijl jij hier ligt te wachten om wakker gekust te worden door de prins op het witte paard.’
‘Ik lig niet te wachten op het moment dat ik wakker word gekust. Ik lig te wachten op het moment dat ik doodga en me geen zorgen meer hoef te maken om dit strafkamp,’ zeg ik melodramatisch.
‘Het heet schoolreisje,’ wijst Victor me terecht. ‘En dankzij dit aangename gezelschap is het nog een snoepreisje ook.’ Victor wijst subtiel naar Allert en geeft me een por. ‘Het wordt leuk.’