5.


‘Knus,’ merkt Allert monter op, maar ik weet zeker dat hij hetzelfde denkt als ik. Allert is een zakenman, een rijkeluiskindje. Hij haalt al zijn vitamine D waarschijnlijk uit een potje. Het zou me niks verbazen als dit de eerste keer is dat hij een voet in de open buitenlucht zet en daar onmiddellijk spijt van krijgt. Dat baseer ik op zijn spijkerbroek van PME Legend waarvan de broekspijpen nu besmeurd zijn met modder. Hoewel de begroeiing zich waarschijnlijk nog geen vijf meter uitstrijkt voelt het toch alsof we even ontsnapt zijn aan de werkelijkheid. Het parkeerterrein en de bewoonde wereld lijken heel ver weg. Ik neem de omgeving nogmaals in me op als ik opeens op schrik van een zware stem.

‘Zo, zijn jullie klaar voor een tochtje met de ‘Relinquere’?’ Een grove man die zich voordoet als schipper, maar ook door zou kunnen gaan voor seriemoordenaar, komt uit het struikgewas tevoorschijn. Met een klein knikje geeft hij aan dat we hem moeten volgen; een nog glibberiger bospaadje dat naar beneden leidt. De kinderen volgen hem uitgelaten; rennen, springen en glijden naar beneden, verdwijnen uit mijn zicht. Als ik een harde gil hoor weet ik zeker dat mijn eerste indruk de juiste was: hij is geen schipper - hij is een seriemoordenaar. Maar als ik me achter hen aan haast, wegglijd in de modder en op mijn kont op de steiger beland zie ik dat een cocker spaniël en een bruine labrador de redenen waren voor het uitgelaten gegil van de kinderen. En ik ook.
‘Gaat het?’ vraagt de schipper bezorgd. ‘Het is glad hier, hoor, kijk uit.’
‘Bedankt voor de tip,’ zeg ik chagrijnig. Ik werp een blik over mijn schouder en zie dat ook Victor zijn lach niet in kan houden. Als ik mijn ogen opsla zie ik Allert die zijn hand aanbiedt en me overeind helpt. ‘Als je echt niet van zwemmen houdt kan je beter de boot nemen.’
Ik krabbel overeind en weg bij de rand van het water. ‘Ik herhaal: bedankt voor de tip.’
‘De juffrouw heeft bruine billen!’ roept Vincent uitgelaten. ‘Het lijkt wel poep!’ Je zou toch denken dat twaalfjarigen de ‘poep-en-pies-fase’ inmiddels gepasseerd zijn. De kinderen beginnen nog harder te lachen en ik meen Anna in het voorbijgaan ‘aansteller’ te horen zeggen, maar dat is waarschijnlijk alleen maar omdat Allert nu meer aandacht heeft voor mij dan voor haar. Als er geen mannen in het spel zijn is Anna verder best aardig. Je weet wel; als er geen andere vorm van leven is waarmee ze kan communiceren neemt ze best genoegen met mijn gezelschap.

‘Aan boord, juffrouw.’ Allert geeft me een snelle knipoog en laat me dan het dek op klauteren wat me gemiddeld even goed afgaat als steile, glibberige bospaadjes naar beneden rennen. Vervolgens help ik samen met de schipper alle achtentwintig kinderen aan boord. Als ook de hulpouders en leerkrachten een plekje aan dek hebben gevonden verbaast het me dat het schip niet zinkt. Het is dan weliswaar een groot zeilschip; het is nog geen cruise. Deze boot is niet gemaakt voor drieëndertig mensen,honderd antieke meubels, zeven reddingsboeien en twee honden. Toch lijkt het precies te passen (zolang niemand beweegt) en komt de boot in beweging. Even lijken de kinderen zo onder de indruk dat het stil blijft. Totdat Akky vraagt: ‘Wat betekent ‘Relinquere’ eigenlijk?’
De schipper kijkt ons met even trieste hondenogen als zijn labrador aan. ‘Liquenda tellus, et domus, et placens uxor. Eens moeten wij deze grond, ons huis, onze echtgenote… deze aarde verlaten.’
Dat is dus precies wat een seriemoordenaar ook zou zeggen.