6.

Een half uurtje later blijkt dat de schipper een depressieve, gescheiden man is, die verlaten is door zijn vrouw. Geen moordenaar. We hoeven planeet aarde niet te verlaten. Het enige wat we achter ons hebben gelaten is Hellevoetsluis, het havenstadje waar we aan boord zijn gegaan, en dobberen we ergens rond op het Haringvliet. Het miezert inmiddels en met behulp van gemene trucjes van survival of the fittest hebben de snelste leerlingen een plekje in de kajuit bemachtigd. Ik ben samen met een paar verstekelingen achtergebleven op dek.  Ik omdat ik niet snel genoeg was. Hugo omdat hij zeeziek is en al een kwartier met zijn hoofd over de reling hangt. Feit dat Jens mag helpen aan het stuurwiel wil niet echt helpen; hij maakt golven zo groot als de Euromast en die golven vangt Hugo dan met het beetje waardigheid dat hij nog heeft op met zijn gezicht. Ik weet inmiddels niet meer of hij groen ziet vanwege zijn misselijkheid of vanwege de slierten zeewier die zich om zijn schedel hebben gewikkeld. Ook ik kan de golven niet meer ontwijken en heb inmiddels al een paar keer water gehapt. Ik kan alleen maar hopen dat mijn waterproof make-up zijn naam eer aan doet. Jens is zou enthousiast met sturen dat dit tochtje eerder lijkt op een ritje in de wildwaterbaan en ik moet me bedwingen om niet naast Hugo te gaan hangen. Ik dacht trouwens altijd dat vrouwen degenen waren met zwangerschapskwaaltjes als misselijkheid.

‘Het is binnen droger,’ merkt Victor op die naast me komt zitten. ‘Voor iemand die niet van zwemmen houdt…’
Ik kijk hem laatdunkend aan. ‘Ik dacht dat we er zo zouden zijn.’
Victor schokschoudert. ‘Het is een uur varen.’
‘Had ik net zo goed kunnen gaan zwemmen,’ mopper ik.
‘Je ziet er in ieder geval wel uit alsof je hebt gezwommen,’ antwoordt hij luchtig. ‘Hé, kijk! Zeehondjes!’ Victor lijkt mijn bestaan te vergeten en hupst naar de reling waarbij hij Hugo bijna overboord duwt. Als een kind zo blij springt hij op en neer. ‘Ik heb nog nooit een zeehond gezien.’
‘Wil je mijn verrekijker lenen?’ biedt de schipper aan. Victor grist de verrekijker van zijn nek zonder de schipper verder een blik waardig te keuren. ‘Kijk dan hoe lief, Vieve!’
‘Ik zie het,’ zeg ik kalmpjes.
‘Fan-tas-tisch.’ Hugo komt langzaam overeind en slaat Victor joviaal op zijn schouder.