7.


‘Grandioos, vind je niet?’ Hugo is de enige binnen ons team die nog met deze woordkeuze wegkomt. Ik ken niemand met zoveel enthousiasme als Hugo. Laatst moest ik een dag invallen op de peuterspeelzaal toen een van de brabbelende peuters me bij de hand nam en bijna in extase een mier aanwees alsof hij het achtste wereldwonder had ontdekt om er vervolgens naar te kunnen zwaaien. Ik weet gewoon zeker dat Hugo precies zo was. Of is. Minus het gedeelte waar hij naar mieren zwaait - daar heb ik hem nooit op kunnen betrappen. Het maakt Hugo niks uit dat hij zojuist zijn gehele maaginhoud gedeponeerd heeft in zee. Aan zijn humeur valt niets te veranderen. En toch krijg ik soms het gevoel dat hij niet helemaal oprecht is; alsof er zomaar een barstje in zijn vrolijke houding kan ontstaan en de hel losbarst. Het is een houding; een masker. En het geeft me de kriebels.

‘Vieve, kom nou kijken,’ pruilt Victor.
‘Ik ben blij dat je zo enthousiast bent,’ zegt Hugo droogjes. ‘Dan zal je wel in je nopjes zijn als ik je vertel dat we een dag gaan helpen in de zeehondenopvang.’
‘Sorry?’ bemoei ik me er even mee. ‘Maar ik kan me niet herinneren dat we dat op ons schema hadden staan.’
Hugo haalt goedmoedig zijn schouders op. ‘Tiengemeten is niet zo groot; we moesten nog wat gaten vullen in ons schema. Dus heb ik geregeld dat we een dag ons steentje bij kunnen dragen in de stichting en dat we een uitzetting mogen bijwonen. Is dat niet geweldig?’
‘Ik denk niet dat die zeehonden zitten te wachten op dertig losgeslagen kinderen.’
‘Welnee,’ lacht Hugo mijn commentaar weg. ‘We splitsen de groep op. Een paar kinderen kunnen wat hokken schoonmaken, de anderen krijgen les. Daarna kunnen we nog even naar het strand.’
‘Dan ruiken we inmiddels zodanig naar vis dat de zeehonden vanzelf aanspoelen, zeker?’
Hugo lacht. ‘Je bent grappig, Vivianne.’
‘Kijk daar dan!’ roept Victor, die ons gesprek niet heeft gevolgd en zijn nieuwe roeping als natuurgids heeft gevonden, ‘wat is dat voor een monstervogel? Vieve, kom nou kijken.’

Ik sta met een zucht op en slenter naar de reling waar ik vrijwel direct nog een golf water in mijn gezicht krijg. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en volg Victors blik.
‘Dat is een lepelaar,’ antwoord Hugo neutraal. ‘Is de natuur niet mooi?’
Ik pak de verrekijker van Victor over. ‘Is dat niet gewoon een zwaan?’
Hugo valt stil en kijkt perplex over het water uit. Victor en ik wisselen een blik en ik doe mijn best om mijn gezicht in de plooi te houden. ‘Nou ja,’ zegt Victor dan. ‘Dat zijn natuurlijk ook hele mooie vogels.’
Hugo lacht als een boer met kiespijn zijn foutje weg. ‘Precies.’ Dan besluit hij zijn kersverse carrière als vogelaar te vergooien en verruilt hij ons gezelschap voor een plekje in de kajuit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten