10.


‘Goed,’ klinkt het vanaf de andere kant van het terrein en Hugo klapt in zijn handen. ‘Ouders, juffen, meesters: even bij elkaar. De kinderen kunnen zichzelf wel even een halfuurtje vermaken en dan kunnen we daarna met het programma starten.’
Ik kijk vertwijfeld naar Wessel, die nog steeds bezig is met het opzetten van mijn tent (of, nou ja, Anna’s tent) en kijk dan naar de groep die zich rondom Hugo verzamelt. Victor seint dat ik moet komen. Ik kijk even naar Wessel en vraag me af of ik hier ongemerkt weg kan sluipen. Wessel  merkt mijn prikkende ogen op. ‘Je kunt wel gaan, hoor. Ik kan prima zelfstandig werken. Ik heb jouw supervisie niet nodig - en zeker niet bij het opzetten van een tent.’
‘Prima,’ zeg ik met opeengeklemde lippen en haast me weg. Allert neemt me met een flauwe grijns op en gebaart dat ik bij hem moet komen staan. ‘Deze heer heeft een plekje voor je vrijgehouden.’
‘Dank je.’
Allert gebaart naar Wessel die de tent opzet. ‘Dat heb je mooi geregeld.’
‘Als je inderdaad een gentlemen bent dan had jij daar nu op je knieën gezeten.’
‘Sorry,’ zegt hij met een grijns. ‘Maar een ander meisje ging even voor.’
Ik kijk hem met een scheef oog aan en kijk dan naar Anna die een eindje verderop staat. ‘Niet zij,’ zegt Allert als hij mijn blik volgt. ‘Akky.’
‘Natuurlijk.’ Ik glimlach en voel me vreemd opgelucht.
‘Jongens, letten jullie ook even op?’ tikt Hugo ons op de vingers. ‘We gaan even het programma doornemen. Wessel geeft ons zo een rondleiding op het eiland en gaan we vogels tellen, waarna de kinderen even kunnen spelen in de speeltuin terwijl wij onze kookkunsten bij elkaar rapen en een buiten maaltijd bereiden. Morgen hebben we sportdag en sluiten we af met pannenkoeken bakken.’ Hij geeft een klein knikje richting de pannenkoekenbakkerij. ‘Woensdag gaan we helpen in de zeehondenopvang en eten we na afloop iets op het strand. Donderdag gaan we kanoën en hebben we bonte avond en, last but not least, vrijdag wonen we een vrijlating van een zeehondje bij en dan gaan we weer naar huis.’

Ik dacht dat hij het nooit aan de orde zou brengen.
Ik heb nu al heimwee.
‘Dus,’ gaat Hugo verder terwijl iedereen dacht dat hij zijn verhaal nu toch eindelijk had afgerond, ‘we houden ook een logboek bij.’
‘Een logboek?’ kwaak ik.
‘Ja, natuurlijk,’ zegt Wendy, een van de hulpmoeders, ‘niet iedere ouder is bevoorrecht om hierbij te zijn. Ouders willen graag weten wat hun kinderen van minuut tot minuut gedaan hebben.’
Hoe kan ze het nu een voorrecht noemen?
‘Ik vind het wel een mooie taak voor jou, Vivianne,’ zegt Hugo optimistisch. ‘Ons schrijftalent!’ Ik slaak een zucht van ergernis. Ik heb Hugo ooit een keer betrapt op een spelfout in een van zijn presentaties en sindsdien laat hij mij al zijn letterwerk nakijken op taal,- en spelfouten alsof ik niets anders te doen heb. En weet je wat hij dan zegt? Dat het in mijn functieomschrijving staat. Hij vergeet alleen even dat ik schrijfopdrachten van mijn leerlingen zou moet beoordelen en niet dat van mijn baas. Wessel heeft zich inmiddels bij ons gevoegd en kijkt me met een frons aan. ‘Problemen?’
‘Nee,’ bijt ik hem toe. ‘Behalve dan dat ik, zelfs al zou ik willen, hier geen logboek bij zou kunnen houden op mijn laptop omdat ze hier ongetwijfeld geen elektriciteit hebben.’
‘Dan komt dit vast van pas,’ merkt hij monter op en overhandigt me een notitieboekje van Natuurmonumenten met een eekhoorn erop. ‘Of je kunt je verslagen rustig uitwerken in mijn kantoor. Kun je nog gebruik maken van de wi-fi ook,’ voegt hij er luchtig aan toe.