13.

‘Ik mag een sportparcours uitleggen. Zodra ze mijn spierballen zagen dachten ze vast dat ik daar wel verstand van had.’ Hij grijnst. ‘Maar mijn kookkunsten zijn nog erger.’
Dat kan ik niet ontkennen.
Ik wil heus niet zeggen dat ik een keukenprinses ben; maar de maaltijd van gisteravond was echt verschrikkelijk. Het werd pas absurd toen Wessel met een tas vol planten aankwam en beweerde dat we dat ‘best konden eten’. Ik hoor de voetstappen van Allert en Anna vervagen en ik kom met moeite overeind. Ik wurm mezelf uit mijn klamme pyjama en trek een blousje met korte mouwen over mijn hoofd. ‘Goedemorgen, schoonheid!’ Victor komt zonder pardon binnen.
‘Zeg - klop jij niet?’
‘Dat stadium zijn we toch wel gepasseerd?’ Victor wurmt zichzelf de tent in.
‘Vic, moet dat? Ik heb het al zo heet.’
‘Je ziet er ook behoorlijk oververhit uit. Heb je lekker heet gedroomd?’ wil hij weten.
‘Alsjeblieft zeg. Ik lig hier met Anna in een tentje.’
‘Ik met Hugo; het kan altijd erger.’
Ik grijns en hang over hem heen om mijn driekwartbroek uit mijn tas te kunnen pakken.
‘Dat zou ik niet aantrekken,’ klinkt het vanuit de tentopening. ‘Tenzij je de rest van de middag teken wil plukken.’ Wessel steekt zijn hoofd om de hoek en ik slaak een gil. ‘Klop jij niet?’ zeg ik weer, maar nu bozig.
Wessel grijnst. ‘Het is een tent; hoe zou ik hier fatsoenlijk aan moeten kloppen?’
‘Wat doe je hier?’
‘Ik kwam kijken of je nog gebruik wilde maken van mijn aanbod.’
‘Aanbod?’ kwaak ik schaapachtig. Victor fluit tussen zijn tanden en kijkt me veelbetekenend aan. Wessel lijkt het niet op te merken. ‘Als je wil kun je gebruik maken van het kantoor. De temperatuur is er nu nog enigszins te verdragen.’
‘Oh, shit.’ Ik was dat stomme logboek helemaal vergeten. ‘Ik moet helpen bij het ontbijt.’
‘Ik denk niet dat ze je zullen missen,’ zegt hij, doelend op mijn kookkunsten. ‘Ik dek je wel.’ En dan is hij weg. Ik wissel een blik met Victor die zijn wenkbrauwen naar me optrekt. ‘Heet, hoor. Het kantoor,’ voegt hij er vluggetjes aan toe.